Doordat ik binnenkort debuteer met mijn autobiografie, over opgroeien als Jehovah’s Getuigen, kom ik steeds vaker in contact met mensen die soortgelijke ervaringen hebben. Ik zie dit als de positieve variant van ‘misery loves company’. We luisteren naar elkaars verleden en proberen elkaar zo goed mogelijk te helpen. Soms is een luisterend oor genoeg. Soms is iemand actief op zoek naar hulp en soms voelt het goed om je verhaal aan een groter publiek te kunnen vertellen.

Vandaag vertel ik het verhaal van Peggy. Ze is geboren in 1969. Toen ze nog maar drie weken oud was, kwamen haar moeder en grootmoeder in contact met de Jehovah’s Getuigen. Ze kregen studie, gingen mee naar vergaderingen en werden twee jaar later gedoopt. Zo groeide Peggy op in ‘de waarheid’, zoals dat wordt genoemd.

Waar ontstond volgens jou het eerste probleem?

Het probleem ontstond met mijn vader. Hij hield zielsveel van mijn moeder, maar had niets met de religie. Dat zorgde voor een enorm conflict en heftige discussies. Uiteindelijk heeft dat ertoe geleid dat ze uit elkaar gingen. Ik was toen zeven jaar oud.

Na enkele maanden heeft mijn vader nog pogingen gedaan om alles te herstellen. Hij miste mij en mijn moeder. Helaas vertrouwde mijn moeder toen volledig op de sturing vanuit de religie. De ouderlingen noemden hem een ‘wereldse man’ en ‘slechte omgang’. Uiteindelijk resulteerde dat in een definitieve echtscheiding. Hij koos voor haar, zij koos voor de religie. In totaal zijn ze eenentwintig jaar getrouwd geweest. Na een tijdje kreeg mijn vader een nieuwe vrouw, maar hij is ons nooit vergeten.

Waar bestond jouw jeugd uit? Wat deed je zoal?

Samen met mijn moeder en grootmoeder gingen we drie keer per week naar de koninkrijkszaal, wat een soort van kerk is voor Jehovah’s Getuigen. Daarnaast moesten we prediken. Elke zondag gingen we van deur tot deur.

Ik groeide op met verhalen over Armageddon, dat er grote aardbevingen zouden komen, dat de grond zou openscheuren en dat er overal tienduizenden mensen in de afgrond zouden vallen. Jehovah zou iedereen vernietigen die geen trouwe Jehovah’s Getuigen was. Als kind was ik doodbang. Als het hard onweerde kroop ik ver weg onder een tafel. Jehovah’s Getuigen hadden voorspeld dat in 1975 het einde zou komen. Iedereen geloofde dat.

Maar Armageddon kwam niet in 1975. Ook niet in 1976 of 1977. Uiteindelijk overleed mijn grootmoeder in 1978 aan kanker. Op haar sterfbed liet ze mijn moeder beloven dat ze Jehovah nooit mocht verlaten. Ze geloofden in de opstandingshoop en dat ze elkaar ooit weer terug zouden zien. Mijn oma zou zelfs haar verloren been weer terugkrijgen na die opstanding, het been dat ze al sinds haar achttiende kwijt was. Die situatie zorgde ervoor dat mijn moeder zichzelf nog meer ging vastklampen aan de religie.

In de periode daarna begon ik opstandig te worden. Ik luisterde niet zo goed naar alle regels en kreeg de stempel ‘slechte invloed’. De ouderlingen drongen bij mij moeder aan op een oplossing, ze wilden niet dat ik andere jongeren uit de gemeente zou beïnvloeden. Mijn moeder heeft mij toen naar een internaat gestuurd, waardoor ik tussen de nonnen terecht kwam. Ineens moest ik daar mee naar de kerk en het kruisteken maken na de mis, allemaal dingen waarvan ik mijn hele jeugd had geleerd dat het verschrikkelijk slecht was. Jehovah’s Getuigen geloven niet dat Jezus aan het kruis is gestorven, maar dat hij aan een paal werd genageld. Ik voelde me slecht, vies en het voelde alsof ik zondigde tegen ‘de heilige geest’. Uiteindelijk trok ik het niet meer. Het contrast was te groot en ik miste mijn grootmoeder en mijn vader. Ik zag hem nog wel eens, maar zijn nieuwe vrouw moest niets van mij hebben, wat zorgde voor veel stress en ruzie. De wrange conclusie was dat ik nergens echt bij hoorde en nergens bij paste. Uiteindelijk belandde ik in de kinderpsychiatrie. Ik was toen elf jaar oud.

Tijdens mijn puberteit ontspoorde ik flink. Ik was een enorme rebel. Dat zorgde ervoor dat er vanaf het podium in de gemeente werd afgeroepen dat niemand meer met mij mocht omgaan. Ze konden me nog niet uitsluiten, want ik was nog niet gedoopt. Maar door dit zo om te roepen was de consequentie min of meer hetzelfde. Mijn moeder en ik moesten op de achterste rij in de zaal gaan zitten. Hoofden naar beneden. Vol met schaamte. Direct na het gebed, aan het eind van de vergadering, moesten wij naar buiten, om maar te voorkomen dat er iemand met ons zou gaan praten.

Helaas had dat ook effect op mijn leven buiten de koninkrijkszaal. Er zaten ook andere jongeren uit onze gemeente bij mij op school, maar die wilden ineens niet meer met me omgaan. Ze ontweken mij. En dat vulde mijn tienerjaren. Ik was slecht, uitgekotst, verbannen en verstoten. Omdat je niet alleen wil zijn, kreeg ik steeds meer ‘wereldse vrienden’.

Toen ik negentien was werd ik zwanger en een maand nadat ik twintig was werd mijn zoon geboren. Ik woonde toen in het appartement boven mijn moeder. En zomaar uit het niets, stonden er ineens twee ouderlingen voor mijn deur. Ze vertelden me over hoe fijn en prachtig het zou zijn als mijn zoon gered zou worden door Jehovah. Een eeuwig leven op een paradijsaarde. Dat wil toch iedere moeder? Dat je kind gelukkig is? En… toen… ik brak. Ja, dat wilde ik. Natuurlijk wilde ik dat. Zelf had ik een ongelukkige jeugd gehad. Ik wilde dat mijn kind gelukkig zou worden. Dat hij gered zou worden. Ik was verkocht.

En dus kreeg ik weer bijbelstudie. Ik ging weer mee naar de vergaderingen. Wel hield ik dit keer contact met mijn ‘wereldse vrienden’. Na vijf maanden verliet de vader van mijn zoon mij en kwam ik een oude liefde tegen, die zo gek was ook mee te gaan in de hele religie. We deden ineens weer aan alles mee. Vergaderingen, prediken, het bezoeken van kringvergaderingen en congressen, waar soms duizenden Jehovah’s Getuigen samenkomen. Het voelde alsof we alles op de rit hadden, tot we na een relatie van twee jaar toch weer stopten met de religie. Opnieuw kon ik het niet opbrengen en opnieuw voelde het allemaal niet goed. Ook die nieuwe relatie stopte toen.

Ik was weer vrij van alles.

Tot ik er een derde keer in trapte, voor zes jaar lang. Dat was de laatste keer. Ik gaf het roken op, woog 43 kilo zwaarder en was uiteindelijk doodongelukkig. Het was ze opnieuw gelukt om me te overtuigen. Ze spelen in op elke emotie. En toen hakte ik de definitieve knoop door. Ik was er helemaal klaar mee en begon steeds meer het ware gezicht van die religie te zien.

Waarom ben je uiteindelijk gestopt?

Ik wilde mijn zoon het rotte gehersenspoelde leven besparen dat ik zelf heb gehad. Ik groeide volledig in angst op. Daarnaast heb ik een keer een bloedtransfusie nodig gehad, ik had 2,5 liter bloed verloren, maar als Jehovah’s Getuigen mag je helemaal geen bloedtransfusie. Dus ik zondigde tegen de religie, maar overleefde het wel. Ik mag van geluk spreken dat ik er nog ben. Toch voelde het enorm slecht om dat bloed te accepteren, want zo was ik opgevoed.

Hoe is het afgelopen met de relatie tussen jou en je moeder?

Ik heb jarenlang gesmeekt. We hebben eindeloze gesprekken gehad, die nergens toe leken te leiden. Uiteindelijk besloot ze vorig jaar dat het genoeg was. Ze gooide de handdoek in de ring. In december wordt ze negentig jaar.

Ze zei dat ze al jaren twijfelde, maar waarschijnlijk durfde ze die stap niet te nemen. Ook zij had een belofte gedaan aan haar moeder. En ze geloofde oprecht. Het was haar leven. Nu hoeft ze het spel niet meer mee te spelen. Ze hoeft niet meer via Zoom naar vergaderingen te luisteren. Ze hoeft niet meer te prediken, wat in haar geval neerkwam op via de telefoon proberen anderen te bekeren. Ze hoeft geen verantwoording meer af te geven aan de ouderlingen in haar gemeente over de hoeveelheid uren dat ze predikt of actief vergaderingen bezoekt. En dat voelt goed. Het voelt goed voor haar. Ze is gelukkig en vrij. Ik en mijn zoon ook.

Kan je nog iets zeggen over de andere personen met wie je binnen deze religie bent opgegroeid?

Veel personen met wie ik ben opgegroeid zijn ook gestopt. Wel heeft een goede jeugdvriend van mij zelfmoord gepleegd. Hij kon het niet meer aan. Niet iedereen lukt het om eruit te stappen. Het heeft bij mij jaren geduurd, waarbij ik verschillende keren weer ben teruggegaan. Ik leefde in angst, had continue het gevoel dat ik iets moest compenseren of dat ik terug moest gaan, om maar iets goed te maken. Het eruit stappen is enorm zwaar. Je raakt alles kwijt. Mij is dat uiteindelijk gelukt. Mijn jeugdvriend dus niet. Helaas. Dat doet enorm veel pijn. Het is een sekte. Dat realiseer ik me nu. Een high-control-group. Ze controleren alles wat je doet en zelfs hoe je denkt. Ze beïnvloeden alles.

Voel je je nu helemaal vrij?

Soms wel. Soms niet. Ik moest een paar jaar geleden geopereerd worden aan mijn baarmoeder en toen zag ik op het verslag van de dokter dat ik bloed heb gehad. Meteen weer die angst. Wat als de Jehovah’s Getuigen toch gelijk hadden. Wat gaat er nu gebeuren? Gaat Jehovah mij veroordelen? Je raakt dat nooit helemaal kwijt.

Ook kijk ik terug op nog wat andere bizarre verhalen. Er was vroeger iemand bij ons in de zaal, een man die toen zijn eigen dochter had misbruikt. Ik heb die persoon toen aangegeven. We moesten het binnen de gemeente houden, geen politie of enige instantie inschakelen. Dat voelde toen al verkeerd, maar ik volgde, zoals er van mij verwacht werd. Vreselijk genoeg hoorde ik dat die broeder later hersteld was en nu staat hij weer gewoon op het podium lezingen te houden. Zo gaat dat daar. Onvoorstelbaar.

Heb je nog een laatste boodschap? Een tip?

Laat je niet vangen door deze mensen. Het kan je je leven kosten. Letterlijk of figuurlijk. Er zijn zoveel religies en sektes. Ze beweren allemaal dat ze de waarheid hebben. Pas op de dag dat je vertrekt van deze planeet, en alléén dan, zal je weten wat de waarheid is.

Terug naar Dennis
Ik ben heel blij dat verschillende personen contact met me opnemen. Ik kan je doorverwijzen naar groepen waar je meer informatie kunt vinden, of je in contact brengen met weer anderen die je op een andere manier kunnen helpen. Eén van die personen is Ilona Schomper. Een ervaringsdeskundige op dit vlak. Zij helpt ex-JG’s om hun leven weer op orde te krijgen. Binnen ons kikkerlandje zijn er een paar personen die opstaan om hun stem te laten horen. Wij helpen  je. Wij zijn er voor je. Je bent niet alleen.

Doordat ik binnenkort debuteer met mijn autobiografie, over opgroeien als Jehovah’s Getuigen, kom ik steeds vaker in contact met mensen die soortgelijke ervaringen hebben. Ik zie dit als de positieve variant van ‘misery loves company’. We luisteren naar elkaars verleden en proberen elkaar zo goed mogelijk te helpen. Soms is een luisterend oor genoeg. Soms is iemand actief op zoek naar hulp en soms voelt het goed om je verhaal aan een groter publiek te kunnen vertellen.

Vandaag vertel ik het verhaal van Peggy. Ze is geboren in 1969. Toen ze nog maar drie weken oud was, kwamen haar moeder en grootmoeder in contact met de Jehovah’s Getuigen. Ze kregen studie, gingen mee naar vergaderingen en werden twee jaar later gedoopt. Zo groeide Peggy op in ‘de waarheid’, zoals dat wordt genoemd.

Waar ontstond volgens jou het eerste probleem?

Het probleem ontstond met mijn vader. Hij hield zielsveel van mijn moeder, maar had niets met de religie. Dat zorgde voor een enorm conflict en heftige discussies. Uiteindelijk heeft dat ertoe geleid dat ze uit elkaar gingen. Ik was toen zeven jaar oud.

Na enkele maanden heeft mijn vader nog pogingen gedaan om alles te herstellen. Hij miste mij en mijn moeder. Helaas vertrouwde mijn moeder toen volledig op de sturing vanuit de religie. De ouderlingen noemden hem een ‘wereldse man’ en ‘slechte omgang’. Uiteindelijk resulteerde dat in een definitieve echtscheiding. Hij koos voor haar, zij koos voor de religie. In totaal zijn ze eenentwintig jaar getrouwd geweest. Na een tijdje kreeg mijn vader een nieuwe vrouw, maar hij is ons nooit vergeten.

Waar bestond jouw jeugd uit? Wat deed je zoal?

Samen met mijn moeder en grootmoeder gingen we drie keer per week naar de koninkrijkszaal, wat een soort van kerk is voor Jehovah’s Getuigen. Daarnaast moesten we prediken. Elke zondag gingen we van deur tot deur.

Ik groeide op met verhalen over Armageddon, dat er grote aardbevingen zouden komen, dat de grond zou openscheuren en dat er overal tienduizenden mensen in de afgrond zouden vallen. Jehovah zou iedereen vernietigen die geen trouwe Jehovah’s Getuigen was. Als kind was ik doodbang. Als het hard onweerde kroop ik ver weg onder een tafel. Jehovah’s Getuigen hadden voorspeld dat in 1975 het einde zou komen. Iedereen geloofde dat.

Maar Armageddon kwam niet in 1975. Ook niet in 1976 of 1977. Uiteindelijk overleed mijn grootmoeder in 1978 aan kanker. Op haar sterfbed liet ze mijn moeder beloven dat ze Jehovah nooit mocht verlaten. Ze geloofden in de opstandingshoop en dat ze elkaar ooit weer terug zouden zien. Mijn oma zou zelfs haar verloren been weer terugkrijgen na die opstanding, het been dat ze al sinds haar achttiende kwijt was. Die situatie zorgde ervoor dat mijn moeder zichzelf nog meer ging vastklampen aan de religie.

In de periode daarna begon ik opstandig te worden. Ik luisterde niet zo goed naar alle regels en kreeg de stempel ‘slechte invloed’. De ouderlingen drongen bij mij moeder aan op een oplossing, ze wilden niet dat ik andere jongeren uit de gemeente zou beïnvloeden. Mijn moeder heeft mij toen naar een internaat gestuurd, waardoor ik tussen de nonnen terecht kwam. Ineens moest ik daar mee naar de kerk en het kruisteken maken na de mis, allemaal dingen waarvan ik mijn hele jeugd had geleerd dat het verschrikkelijk slecht was. Jehovah’s Getuigen geloven niet dat Jezus aan het kruis is gestorven, maar dat hij aan een paal werd genageld. Ik voelde me slecht, vies en het voelde alsof ik zondigde tegen ‘de heilige geest’. Uiteindelijk trok ik het niet meer. Het contrast was te groot en ik miste mijn grootmoeder en mijn vader. Ik zag hem nog wel eens, maar zijn nieuwe vrouw moest niets van mij hebben, wat zorgde voor veel stress en ruzie. De wrange conclusie was dat ik nergens echt bij hoorde en nergens bij paste. Uiteindelijk belandde ik in de kinderpsychiatrie. Ik was toen elf jaar oud.

Tijdens mijn puberteit ontspoorde ik flink. Ik was een enorme rebel. Dat zorgde ervoor dat er vanaf het podium in de gemeente werd afgeroepen dat niemand meer met mij mocht omgaan. Ze konden me nog niet uitsluiten, want ik was nog niet gedoopt. Maar door dit zo om te roepen was de consequentie min of meer hetzelfde. Mijn moeder en ik moesten op de achterste rij in de zaal gaan zitten. Hoofden naar beneden. Vol met schaamte. Direct na het gebed, aan het eind van de vergadering, moesten wij naar buiten, om maar te voorkomen dat er iemand met ons zou gaan praten.

Helaas had dat ook effect op mijn leven buiten de koninkrijkszaal. Er zaten ook andere jongeren uit onze gemeente bij mij op school, maar die wilden ineens niet meer met me omgaan. Ze ontweken mij. En dat vulde mijn tienerjaren. Ik was slecht, uitgekotst, verbannen en verstoten. Omdat je niet alleen wil zijn, kreeg ik steeds meer ‘wereldse vrienden’.

Toen ik negentien was werd ik zwanger en een maand nadat ik twintig was werd mijn zoon geboren. Ik woonde toen in het appartement boven mijn moeder. En zomaar uit het niets, stonden er ineens twee ouderlingen voor mijn deur. Ze vertelden me over hoe fijn en prachtig het zou zijn als mijn zoon gered zou worden door Jehovah. Een eeuwig leven op een paradijsaarde. Dat wil toch iedere moeder? Dat je kind gelukkig is? En… toen… ik brak. Ja, dat wilde ik. Natuurlijk wilde ik dat. Zelf had ik een ongelukkige jeugd gehad. Ik wilde dat mijn kind gelukkig zou worden. Dat hij gered zou worden. Ik was verkocht.

En dus kreeg ik weer bijbelstudie. Ik ging weer mee naar de vergaderingen. Wel hield ik dit keer contact met mijn ‘wereldse vrienden’. Na vijf maanden verliet de vader van mijn zoon mij en kwam ik een oude liefde tegen, die zo gek was ook mee te gaan in de hele religie. We deden ineens weer aan alles mee. Vergaderingen, prediken, het bezoeken van kringvergaderingen en congressen, waar soms duizenden Jehovah’s Getuigen samenkomen. Het voelde alsof we alles op de rit hadden, tot we na een relatie van twee jaar toch weer stopten met de religie. Opnieuw kon ik het niet opbrengen en opnieuw voelde het allemaal niet goed. Ook die nieuwe relatie stopte toen.

Ik was weer vrij van alles.

Tot ik er een derde keer in trapte, voor zes jaar lang. Dat was de laatste keer. Ik gaf het roken op, woog 43 kilo zwaarder en was uiteindelijk doodongelukkig. Het was ze opnieuw gelukt om me te overtuigen. Ze spelen in op elke emotie. En toen hakte ik de definitieve knoop door. Ik was er helemaal klaar mee en begon steeds meer het ware gezicht van die religie te zien.

Waarom ben je uiteindelijk gestopt?

Ik wilde mijn zoon het rotte gehersenspoelde leven besparen dat ik zelf heb gehad. Ik groeide volledig in angst op. Daarnaast heb ik een keer een bloedtransfusie nodig gehad, ik had 2,5 liter bloed verloren, maar als Jehovah’s Getuigen mag je helemaal geen bloedtransfusie. Dus ik zondigde tegen de religie, maar overleefde het wel. Ik mag van geluk spreken dat ik er nog ben. Toch voelde het enorm slecht om dat bloed te accepteren, want zo was ik opgevoed.

Hoe is het afgelopen met de relatie tussen jou en je moeder?

Ik heb jarenlang gesmeekt. We hebben eindeloze gesprekken gehad, die nergens toe leken te leiden. Uiteindelijk besloot ze vorig jaar dat het genoeg was. Ze gooide de handdoek in de ring. In december wordt ze negentig jaar.

Ze zei dat ze al jaren twijfelde, maar waarschijnlijk durfde ze die stap niet te nemen. Ook zij had een belofte gedaan aan haar moeder. En ze geloofde oprecht. Het was haar leven. Nu hoeft ze het spel niet meer mee te spelen. Ze hoeft niet meer via Zoom naar vergaderingen te luisteren. Ze hoeft niet meer te prediken, wat in haar geval neerkwam op via de telefoon proberen anderen te bekeren. Ze hoeft geen verantwoording meer af te geven aan de ouderlingen in haar gemeente over de hoeveelheid uren dat ze predikt of actief vergaderingen bezoekt. En dat voelt goed. Het voelt goed voor haar. Ze is gelukkig en vrij. Ik en mijn zoon ook.

Kan je nog iets zeggen over de andere personen met wie je binnen deze religie bent opgegroeid?

Veel personen met wie ik ben opgegroeid zijn ook gestopt. Wel heeft een goede jeugdvriend van mij zelfmoord gepleegd. Hij kon het niet meer aan. Niet iedereen lukt het om eruit te stappen. Het heeft bij mij jaren geduurd, waarbij ik verschillende keren weer ben teruggegaan. Ik leefde in angst, had continue het gevoel dat ik iets moest compenseren of dat ik terug moest gaan, om maar iets goed te maken. Het eruit stappen is enorm zwaar. Je raakt alles kwijt. Mij is dat uiteindelijk gelukt. Mijn jeugdvriend dus niet. Helaas. Dat doet enorm veel pijn. Het is een sekte. Dat realiseer ik me nu. Een high-control-group. Ze controleren alles wat je doet en zelfs hoe je denkt. Ze beïnvloeden alles.

Voel je je nu helemaal vrij?

Soms wel. Soms niet. Ik moest een paar jaar geleden geopereerd worden aan mijn baarmoeder en toen zag ik op het verslag van de dokter dat ik bloed heb gehad. Meteen weer die angst. Wat als de Jehovah’s Getuigen toch gelijk hadden. Wat gaat er nu gebeuren? Gaat Jehovah mij veroordelen? Je raakt dat nooit helemaal kwijt.

Ook kijk ik terug op nog wat andere bizarre verhalen. Er was vroeger iemand bij ons in de zaal, een man die toen zijn eigen dochter had misbruikt. Ik heb die persoon toen aangegeven. We moesten het binnen de gemeente houden, geen politie of enige instantie inschakelen. Dat voelde toen al verkeerd, maar ik volgde, zoals er van mij verwacht werd. Vreselijk genoeg hoorde ik dat die broeder later hersteld was en nu staat hij weer gewoon op het podium lezingen te houden. Zo gaat dat daar. Onvoorstelbaar.

Heb je nog een laatste boodschap? Een tip?

Laat je niet vangen door deze mensen. Het kan je je leven kosten. Letterlijk of figuurlijk. Er zijn zoveel religies en sektes. Ze beweren allemaal dat ze de waarheid hebben. Pas op de dag dat je vertrekt van deze planeet, en alléén dan, zal je weten wat de waarheid is.

Terug naar Dennis
Ik ben heel blij dat verschillende personen contact met me opnemen. Ik kan je doorverwijzen naar groepen waar je meer informatie kunt vinden, of je in contact brengen met weer anderen die je op een andere manier kunnen helpen. Eén van die personen is Ilona Schomper. Een ervaringsdeskundige op dit vlak. Zij helpt ex-JG’s om hun leven weer op orde te krijgen. Binnen ons kikkerlandje zijn er een paar personen die opstaan om hun stem te laten horen. Wij helpen  je. Wij zijn er voor je. Je bent niet alleen.

Schrijf je nu in voor mijn nieuwsbrief