Demonen zitten overal. Soms in mijn speelgoed, vaak in de muziek waar ik naar luister en altijd in mijn wereldse klasgenootjes. Meteen nadat ik afgelopen nacht in mijn bed had geplast, wist ik dat mijn moeder boos zou worden. Vorige week stond ze direct naast me met haar vurige blik. ‘Je bent toch geen baby meer, Dennis?’ zei ze toen. Als ze boos is, dan heeft ze altijd van die grote ogen. Vroeger begonnen die bij standje zeven, maar sinds ze die Seresta-pillen slikt, beginnen ze meteen al op standje tien. Waarschijnlijk is ze boos omdat ze die demonen onder mijn bed nog niet heeft gezien, tussen het stof en mijn verdwaalde sokken. Dat ze ook leven in de schaduwen van mijn gordijnen, in de hoeken van mijn kamer en op de gang, precies tussen mijn kamer en het toilet. Het wordt binnenkort lente. Hopelijk verdwijnen ze dan weer voor een paar maanden, want als het koud is buiten, dan tikt het in de gang. Ik denk dat ze daar onder het dressoir zitten of misschien hangen ze ondersteboven aan de leidingen aan het plafond, als vleermuizen of vampiers, die op zoek zijn naar vers bloed. Mijn vader zegt dat het de leidingen zijn, maar ik heb vaak naar die leidingen gekeken en ik heb ze nog nooit zien tikken.

Vandaag had ik op school een kort gesprek met Michiel. Hij woont twee straten van ons huis en heeft ook niet zoveel vrienden. Zijn ouders zijn gescheiden en mijn moeder zegt dat het komt omdat ze niet gelovig zijn. Dat is wat Satan doet, hij zorgt ervoor dat mensen niet meer van elkaar houden. Van alle kinderen bij mij op de basisschool is Michiel mijn beste vriend. Hij lacht mij niet uit omdat ik in het weekend met mijn vader langs de deuren moet lopen. Hij is ook de enige die weet dat ik het verschrikkelijk vind om bij iedereen op de bel te drukken, ook al weet ik dat het moet van Jehovah. Vorige week kreeg ik van zijn moeder nog een chocolaatje, nadat ik van de trap was gegleden. Daarom voelt het oneerlijk, dat juist hij binnenkort vernietigd zal worden met vuur uit de hemel, alleen maar omdat zijn moeder onze tijdschriften niet wil lezen. Toen ik mijn vader ernaar vroeg, zei hij dat Jehovah in ons hart kan kijken. Hij ziet en weet alles. Als Michiel en zijn moeder niet geloven dat wij de waarheid hebben, dan maakt hij ze dood. Hun as zal de straten versieren terwijl wij liefdevol op onze knieën vallen. Eeuwig leven op een paradijsaarde. Met onze familie, maar zonder Michiel en zonder zijn moeder.

De broeder op het podium vertelde over Noach. Jehovah had tegen hem gezegd dat hij moest prediken. Hij moest een boot bouwen, een grote ark. Toen het ging regenen verdronk iedereen. Iedereen behalve Noach en zijn gezin. Daarom moeten wij op die bellen drukken. Daarom moet ik elke zaterdag en zondag met mijn vader langs de deur, ook al word ik de dag daarna op school uitgelachen. De kinderen op school snappen het niet. Dat is waarom zij verjaardagen vieren en ik niet. Dat is ook waarom zij Kerst en Sinterklaas vieren en ik niet. Waarschijnlijk is dat ook waarom zij nog steeds hun verjaardag vieren, de dag waarop er volgens de Jehovah’s Getuigen iemand onthoofd en opgehangen werd. Dat staat in de bijbel en dat is waarom wij het niet vieren. Alleen Jehovah mag in het middelpunt van onze belangstelling staan, maar zij kennen Jehovah nog niet. Ik sla daarom de tractatie op school altijd over, elke keer weer, behalve als er trekdrop is. Dat is zo lekker.

Het is acht uur. Tijd om te gaan slapen. Ik loop in mijn pyjama naar mijn vader en moeder en geef hen een kus. Snel daarna omarm ik mijn broers, vlak voordat ik over de donkere gang naar mijn kamer ren. Ik spring in bed en trek de deken ver over mijn hoofd. Zijn er geluiden? Misschien nu nog niet, die komen later pas. Snel bidden, om Satan weg te houden. ‘Jehovah Almachtige vader, ik kom hier voor uw aangezicht, om u te bedanken voor al het goede dat ik vandaag heb gekregen.’ Dat is hoe mijn vader het gebed altijd begon. Ik worstel met de woorden die ik daarna moet uitspreken, voornamelijk omdat ik niet zeker weet of Jehovah boos zal worden. ‘Is het heel misschien mogelijk om Michiel en zijn moeder niet te verbranden als Armageddon komt? Hij is mijn beste vriend en zijn moeder is ook heel aardig. Morgen zal ik opnieuw proberen om een tijdschrift aan haar te geven. Amen.’

Ik groeide op binnen de religie van de Jehovah’s Getuigen. Er waren altijd boze geesten om ons heen, klaar ons te verleiden. Zelfstandig denken was demonisch, want dan luisterden we niet naar de broeders op het podium en zou God ons straffen, misschien wel met de eeuwige dood, zoals hij al vaker had gedaan. Ik ben ervan overtuigd dat mijn ouders het niet zo bedoelden, maar de realiteit is dat wij opgroeiden in angst. Satan was overal.

Enkele afbeeldingen waar ik mee opgroeide

Acht miljard mensen worden vernietigd. De juf en meester op school. Al je klasgenootjes. De mensen die je helpen in de winkel als je boodschappen gaat doen. Vuur uit de hemel. Hele steden die met de grond gelijk worden gemaakt. Enge wezens zoals een zevenkoppig wild beest met tien horens. Iedereen die geen Jehovah’s Getuigen wil worden moet doodgemaakt worden door een liefdevolle god. Als kind is er geen enkele manier om te ontkomen aan dit soort teksten en afbeeldingen, het is onderdeel van het verplichte onderwijs.

Sfeerimpressie van mijn cover

Over enkele maanden debuteer ik met mijn autobiografie. Daarin beschrijf ik nog veel meer van mijn persoonlijke ervaringen, maar ook hoe het was om met deze religie te breken. Hieronder een sfeerimpressie van de cover. Hoe komt deze cover op jou over? De daadwerkelijke cover zal nog iets gaan veranderen, maar ik ben erg benieuwd naar jou mening!

Demonen zitten overal. Soms in mijn speelgoed, vaak in de muziek waar ik naar luister en altijd in mijn wereldse klasgenootjes. Meteen nadat ik afgelopen nacht in mijn bed had geplast, wist ik dat mijn moeder boos zou worden. Vorige week stond ze direct naast me met haar vurige blik. ‘Je bent toch geen baby meer, Dennis?’ zei ze toen. Als ze boos is, dan heeft ze altijd van die grote ogen. Vroeger begonnen die bij standje zeven, maar sinds ze die Seresta-pillen slikt, beginnen ze meteen al op standje tien. Waarschijnlijk is ze boos omdat ze die demonen onder mijn bed nog niet heeft gezien, tussen het stof en mijn verdwaalde sokken. Dat ze ook leven in de schaduwen van mijn gordijnen, in de hoeken van mijn kamer en op de gang, precies tussen mijn kamer en het toilet. Het wordt binnenkort lente. Hopelijk verdwijnen ze dan weer voor een paar maanden, want als het koud is buiten, dan tikt het in de gang. Ik denk dat ze daar onder het dressoir zitten of misschien hangen ze ondersteboven aan de leidingen aan het plafond, als vleermuizen of vampiers, die op zoek zijn naar vers bloed. Mijn vader zegt dat het de leidingen zijn, maar ik heb vaak naar die leidingen gekeken en ik heb ze nog nooit zien tikken.

Vandaag had ik op school een kort gesprek met Michiel. Hij woont twee straten van ons huis en heeft ook niet zoveel vrienden. Zijn ouders zijn gescheiden en mijn moeder zegt dat het komt omdat ze niet gelovig zijn. Dat is wat Satan doet, hij zorgt ervoor dat mensen niet meer van elkaar houden. Van alle kinderen bij mij op de basisschool is Michiel mijn beste vriend. Hij lacht mij niet uit omdat ik in het weekend met mijn vader langs de deuren moet lopen. Hij is ook de enige die weet dat ik het verschrikkelijk vind om bij iedereen op de bel te drukken, ook al weet ik dat het moet van Jehovah. Vorige week kreeg ik van zijn moeder nog een chocolaatje, nadat ik van de trap was gegleden. Daarom voelt het oneerlijk, dat juist hij binnenkort vernietigd zal worden met vuur uit de hemel, alleen maar omdat zijn moeder onze tijdschriften niet wil lezen. Toen ik mijn vader ernaar vroeg, zei hij dat Jehovah in ons hart kan kijken. Hij ziet en weet alles. Als Michiel en zijn moeder niet geloven dat wij de waarheid hebben, dan maakt hij ze dood. Hun as zal de straten versieren terwijl wij liefdevol op onze knieën vallen. Eeuwig leven op een paradijsaarde. Met onze familie, maar zonder Michiel en zonder zijn moeder.

De broeder op het podium vertelde over Noach. Jehovah had tegen hem gezegd dat hij moest prediken. Hij moest een boot bouwen, een grote ark. Toen het ging regenen verdronk iedereen. Iedereen behalve Noach en zijn gezin. Daarom moeten wij op die bellen drukken. Daarom moet ik elke zaterdag en zondag met mijn vader langs de deur, ook al word ik de dag daarna op school uitgelachen. De kinderen op school snappen het niet. Dat is waarom zij verjaardagen vieren en ik niet. Dat is ook waarom zij Kerst en Sinterklaas vieren en ik niet. Waarschijnlijk is dat ook waarom zij nog steeds hun verjaardag vieren, de dag waarop er volgens de Jehovah’s Getuigen iemand onthoofd en opgehangen werd. Dat staat in de bijbel en dat is waarom wij het niet vieren. Alleen Jehovah mag in het middelpunt van onze belangstelling staan, maar zij kennen Jehovah nog niet. Ik sla daarom de tractatie op school altijd over, elke keer weer, behalve als er trekdrop is. Dat is zo lekker.

Het is acht uur. Tijd om te gaan slapen. Ik loop in mijn pyjama naar mijn vader en moeder en geef hen een kus. Snel daarna omarm ik mijn broers, vlak voordat ik over de donkere gang naar mijn kamer ren. Ik spring in bed en trek de deken ver over mijn hoofd. Zijn er geluiden? Misschien nu nog niet, die komen later pas. Snel bidden, om Satan weg te houden. ‘Jehovah Almachtige vader, ik kom hier voor uw aangezicht, om u te bedanken voor al het goede dat ik vandaag heb gekregen.’ Dat is hoe mijn vader het gebed altijd begon. Ik worstel met de woorden die ik daarna moet uitspreken, voornamelijk omdat ik niet zeker weet of Jehovah boos zal worden. ‘Is het heel misschien mogelijk om Michiel en zijn moeder niet te verbranden als Armageddon komt? Hij is mijn beste vriend en zijn moeder is ook heel aardig. Morgen zal ik opnieuw proberen om een tijdschrift aan haar te geven. Amen.’

Ik groeide op binnen de religie van de Jehovah’s Getuigen. Er waren altijd boze geesten om ons heen, klaar ons te verleiden. Zelfstandig denken was demonisch, want dan luisterden we niet naar de broeders op het podium en zou God ons straffen, misschien wel met de eeuwige dood, zoals hij al vaker had gedaan. Ik ben ervan overtuigd dat mijn ouders het niet zo bedoelden, maar de realiteit is dat wij opgroeiden in angst. Satan was overal.

Enkele afbeeldingen waar ik mee opgroeide

Acht miljard mensen worden vernietigd. De juf en meester op school. Al je klasgenootjes. De mensen die je helpen in de winkel als je boodschappen gaat doen. Vuur uit de hemel. Hele steden die met de grond gelijk worden gemaakt. Enge wezens zoals een zevenkoppig wild beest met tien horens. Iedereen die geen Jehovah’s Getuigen wil worden moet doodgemaakt worden door een liefdevolle god. Als kind is er geen enkele manier om te ontkomen aan dit soort teksten en afbeeldingen, het is onderdeel van het verplichte onderwijs.

Sfeerimpressie van mijn cover

Over enkele maanden debuteer ik met mijn autobiografie. Daarin beschrijf ik nog veel meer van mijn persoonlijke ervaringen, maar ook hoe het was om met deze religie te breken. Hieronder een sfeerimpressie van de cover. Hoe komt deze cover op jou over? De daadwerkelijke cover zal nog iets gaan veranderen, maar ik ben erg benieuwd naar jou mening!

Schrijf je nu in voor mijn nieuwsbrief