De lift pingt open en ik probeer het script, dat ik kan dromen maar toch nog wilde doorkijken, weer enigszins te ordenen. Mijn ogen dwalen langzaam van de stapel papier naar een stel mooie lange benen die bij elkaar gehouden worden in een antraciet kokerrokje. Lisette Knol. Elke keer als ik haar zie denk ik terug aan het schoolreisje naar Luik. Daar bezochten wij overdag de grotten van Remouchamps en ‘s nachts die van Lisette. Een plek waar druipsteenkegels en stalactieten elkaar vrolijk afwisselden en de educatieve waarde van deze reis onze verwachtingen zwaar overtrof. Dit was ook de vakantie dat iedereen haar Lisette Snol ging noemen. Eerst alleen de jongens onderling, maar soms, per ongeluk, ook recht in haar gezicht. Ik duw de verhaspeling zo ver mogelijk weg en forceer een aantrekkelijke glimlach.
    ‘Hoi Lislet… eh… Lisette.’
    Haar vurige ogen sabelen mij en wat van mijn eigenwaarde onderuit.
    We stappen beide naar links en beide naar rechts. Help, ik wil hier weg en de zuchtende mensen achter mij ook. Met een slecht gecoördineerde sprong eigen ik ongewenst de helft van haar frappuccino toe. Zij roept eikel. Ik mompel sorry. Koffie op mijn manuscript en karamelslagroom op mijn kruis. Godverdomme. Met het slijmspoor van een ware frappuccinoslak glij ik het toilet tegenover de lift in. De handdoekdispenser is leeg. Zit dan echt alles tegen? Ik geef een ruk aan de toiletrol en probeer de schade te beperken, maar met elke veeg over mijn broek ziet het er steeds meer uit alsof er diarree uit de voorkant van mijn broek is gespoten. Ineens gaat de deur open. Mijn verbazing kijkt in haar walging. Misschien de schoonmaakster? Nog voordat ik haar hulp kan vragen vliegt de deur dicht.
    ‘Wilma, een of andere idiote gast heeft ons toilet weer onder zitten schijten.’ Daarna echoot die zin, voorzien van verontwaardiging en ander verbaal braaksel nog een paar keer rond. Verschillende stemmen, verschillende toonhoogtes. Bij elke herhaling lijkt er een zenuw in mijn oog te springen.
    Mijn schaamte ontmoet een afvalbak voor maandverband. Ik ben dus het damestoilet ingelopen. Shit. De koplampen van de op mij afrijdende confrontatie bevriezen mij volledig. Als een konijn in het donker. Voor een paar minuten zweet ik peentjes en het gebliep van mijn horloge trekt mij terug in de realiteit. Over vijf minuten heb ik een afspraak. Ik veeg het schaamrood van mijn kaken en de zweetdruppels van mijn voorhoofd. Net als ik de deur opendoe loopt de niet-schoonmaakster met haar collega’s voorbij. ‘Ja, hij is het ja. Moet je nou eens zien. Gadverdamme.’

Bij het kantoor van Lewis staat een jongeman mij al op te wachten. ‘Meneer Stijf?’
    Ik knik en zie dat hij een glimlach onderdrukt. Mijn hele jeugd moet ik al grappen incasseren. Vooral tijdens de represaillemaatregelen van Lisette, dan waren we continue in discussie. Ik verdedigde mij dat ik wel Stijf was en zij beargumenteerde dat daar niets van waar was.
    Tijdens mijn entree tennist de blik van Lewis meerdere keren van mijn gezicht, naar mijn frappuccino en weer terug. Volledige verbazing. Ik probeer de stilte te doorbreken en mompel de naam van mijn manuscript. ‘Literaire leuter.’ De titel lijkt ineens minder geschikt voor dit moment, maar ik duw de bevlekte pagina’s in zijn hand. ‘Hi meneer Lewis. Ik ben Daniel, ik heb de afgelopen weken een paar keer uw voicemail volgesproken. Dit hier is een geprinte versie van mijn manuscript. Ik wilde met dit bezoek graag voorkomen dat u nog tijd besteed aan al die slechte manuscripten op uw slush pile. Dit is namelijk hét literaire hoogstandje waar iedereen nu op zit te wachten.’
    ‘Goedemiddag meneer Stijf.’ Hij legt mijn Literaire leuter op de hoek van zijn bureau en veegt zijn handen af aan een zakdoek. ‘Mijn collega heeft u wel gesproken, al drie of vier keer als het goed is. Hij vertelde mij dat u enorm uit uw nek lult, als ik zo vriendelijk mag zijn om hem te citeren.’
    ‘Ja, daar zit dus een groot misverstand. Uw collega heeft ongetwijfeld enkele feiten verwisseld in de communicatie. Het is druk, ik begrijp het wel.’
    ‘U lult dus niet uit uw nek?’
    ‘Nee, absoluut niet.’
    ‘U nekt uit uw lul?’
    Ik haat frappuccino.

Dit bericht is geschreven naar aanleiding van een schrijfuitdaging in de Facebookgroep ‘Schrijvers die feedback willen‘. Wij dagen elkaar daar regelmatig uit om een uitdagend, spannend of in dit geval, een ludiek fragment te schrijven.

De lift pingt open en ik probeer het script, dat ik kan dromen maar toch nog wilde doorkijken, weer enigszins te ordenen. Mijn ogen dwalen langzaam van de stapel papier naar een stel mooie lange benen die bij elkaar gehouden worden in een antraciet kokerrokje. Lisette Knol. Elke keer als ik haar zie denk ik terug aan het schoolreisje naar Luik. Daar bezochten wij overdag de grotten van Remouchamps en ‘s nachts die van Lisette. Een plek waar druipsteenkegels en stalactieten elkaar vrolijk afwisselden en de educatieve waarde van deze reis onze verwachtingen zwaar overtrof. Dit was ook de vakantie dat iedereen haar Lisette Snol ging noemen. Eerst alleen de jongens onderling, maar soms, per ongeluk, ook recht in haar gezicht. Ik duw de verhaspeling zo ver mogelijk weg en forceer een aantrekkelijke glimlach.
    ‘Hoi Lislet… eh… Lisette.’
    Haar vurige ogen sabelen mij en wat van mijn eigenwaarde onderuit.
    We stappen beide naar links en beide naar rechts. Help, ik wil hier weg en de zuchtende mensen achter mij ook. Met een slecht gecoördineerde sprong eigen ik ongewenst de helft van haar frappuccino toe. Zij roept eikel. Ik mompel sorry. Koffie op mijn manuscript en karamelslagroom op mijn kruis. Godverdomme. Met het slijmspoor van een ware frappuccinoslak glij ik het toilet tegenover de lift in. De handdoekdispenser is leeg. Zit dan echt alles tegen? Ik geef een ruk aan de toiletrol en probeer de schade te beperken, maar met elke veeg over mijn broek ziet het er steeds meer uit alsof er diarree uit de voorkant van mijn broek is gespoten. Ineens gaat de deur open. Mijn verbazing kijkt in haar walging. Misschien de schoonmaakster? Nog voordat ik haar hulp kan vragen vliegt de deur dicht.
    ‘Wilma, een of andere idiote gast heeft ons toilet weer onder zitten schijten.’ Daarna echoot die zin, voorzien van verontwaardiging en ander verbaal braaksel nog een paar keer rond. Verschillende stemmen, verschillende toonhoogtes. Bij elke herhaling lijkt er een zenuw in mijn oog te springen.
    Mijn schaamte ontmoet een afvalbak voor maandverband. Ik ben dus het damestoilet ingelopen. Shit. De koplampen van de op mij afrijdende confrontatie bevriezen mij volledig. Als een konijn in het donker. Voor een paar minuten zweet ik peentjes en het gebliep van mijn horloge trekt mij terug in de realiteit. Over vijf minuten heb ik een afspraak. Ik veeg het schaamrood van mijn kaken en de zweetdruppels van mijn voorhoofd. Net als ik de deur opendoe loopt de niet-schoonmaakster met haar collega’s voorbij. ‘Ja, hij is het ja. Moet je nou eens zien. Gadverdamme.’

Bij het kantoor van Lewis staat een jongeman mij al op te wachten. ‘Meneer Stijf?’
    Ik knik en zie dat hij een glimlach onderdrukt. Mijn hele jeugd moet ik al grappen incasseren. Vooral tijdens de represaillemaatregelen van Lisette, dan waren we continue in discussie. Ik verdedigde mij dat ik wel Stijf was en zij beargumenteerde dat daar niets van waar was.
    Tijdens mijn entree tennist de blik van Lewis meerdere keren van mijn gezicht, naar mijn frappuccino en weer terug. Volledige verbazing. Ik probeer de stilte te doorbreken en mompel de naam van mijn manuscript. ‘Literaire leuter.’ De titel lijkt ineens minder geschikt voor dit moment, maar ik duw de bevlekte pagina’s in zijn hand. ‘Hi meneer Lewis. Ik ben Daniel, ik heb de afgelopen weken een paar keer uw voicemail volgesproken. Dit hier is een geprinte versie van mijn manuscript. Ik wilde met dit bezoek graag voorkomen dat u nog tijd besteed aan al die slechte manuscripten op uw slush pile. Dit is namelijk hét literaire hoogstandje waar iedereen nu op zit te wachten.’
    ‘Goedemiddag meneer Stijf.’ Hij legt mijn Literaire leuter op de hoek van zijn bureau en veegt zijn handen af aan een zakdoek. ‘Mijn collega heeft u wel gesproken, al drie of vier keer als het goed is. Hij vertelde mij dat u enorm uit uw nek lult, als ik zo vriendelijk mag zijn om hem te citeren.’
    ‘Ja, daar zit dus een groot misverstand. Uw collega heeft ongetwijfeld enkele feiten verwisseld in de communicatie. Het is druk, ik begrijp het wel.’
    ‘U lult dus niet uit uw nek?’
    ‘Nee, absoluut niet.’
    ‘U nekt uit uw lul?’
    Ik haat frappuccino.

Dit bericht is geschreven naar aanleiding van een schrijfuitdaging in de Facebookgroep ‘Schrijvers die feedback willen‘. Wij dagen elkaar daar regelmatig uit om een uitdagend, spannend of in dit geval, een ludiek fragment te schrijven.

Schrijf je nu in voor mijn nieuwsbrief